Bedrijven zijn onvoldoende bekend met steunkader dat zelf organiseren van kinderopvang toelaat
VKW Limburg bevroeg bedrijven naar hun ervaringen met de eigen medewerkers in relatie tot het vinden van gepaste kinderopvang. Daaruit blijkt dat maar liefst de helft van de Limburgse ondernemers een verband zien tussen het absenteïsme van de werknemers in hun bedrijf en het ontbreken van gepaste of voldoende kinderopvang. In tijden waarin arbeidsmarktkrapte in ondernemingen bovenaan de agenda staat, is dergelijke uitval problematisch en vermijdbaar. Om dit absenteïsme door een gebrek aan kinderopvang op te vangen, geven bedrijfsleiders aan zich sowieso flexibel op te stellen naar de medewerkers. Vooral via thuiswerk en glijdende uren trachten Limburgse tegemoet te komen aan de noden van hun medewerkers. Maar er zijn ook werkgevers die bijvoorbeeld de kosten van de kinderopvang deels opnemen in een fiscaal voordelig cafetariaplan.
Slechts 5% van de bedrijven neemt zelf concrete initiatieven om werknemers te helpen bij het vinden van gepaste kinderopvang. En dit omwille van heel wat obstakels. Een bekommernis is dat specifieke voordelen verlenen, enkel en alleen voor de groep medewerkers met kinderen, op weerstand zou kunnen botsen bij collega’s voor wie dit minder relevant is. Ook beperkte ervaring, te weinig tijd en het ontbreken van een budget blijken belemmeringen. Maar de meest voorkomende oorzaak om als bedrijf zelf geen opvang te organiseren is de vrees voor administratieve rompslomp en een gebrek aan vertrouwdheid met de regelgeving.
Toch blijken liefst 4 op 10 bedrijven bereid te overwegen om zelf kinderopvang te organiseren, als ze hiervoor de juiste ondersteuning zouden krijgen. 85% van alle bevraagden geven aan totaal niet op de hoogte te zijn van het Vlaams kader dat de mogelijkheid biedt aan bedrijven om voor de eigen werknemers kinderopvang te organiseren. Onbekend maakt ook hier onbemind en dus ongebruikt. Vandaag zijn bedrijven in de mogelijkheid per overeenkomst plaatsen in bestaande opvanglocaties te ‘kopen’ of te ‘huren’ voor de kinderen van hun medewerkers. De werkgever kan daarbij volledig of gedeeltelijk tussen komen in de prijs die ouders betalen voor kinderopvang. Anderzijds kunnen bedrijven die nieuwe plaatsen in de kinderopvang creëren door die zelf te organiseren of uit te besteden aan een andere organisatie sinds 2003 beroep doen op een fiscale steunmaatregel, waarbij ze de uitgaven voor deze kinderopvang als beroepskost inbrengen, met een maximaal aftrekbaar bedrag van 8760 euro/opvangplaats (jaarlijks geïndexeerd).
Ruben Lemmens, gedelegeerd bestuurder, VKW Limburg: “VKW pleit er voor om zoveel mogelijk mensen aan de slag te krijgen. Het al dan niet hebben van kinderen mag geen criterium zijn dat bepaalt wie in welke mate actief is op de arbeidsmarkt. Het ontbreken van voldoende en gepaste kinderopvang zorgt vandaag niet alleen voor extra arbeidsverzuim in bedrijven, maar heeft onmiskenbaar ook een negatief effect op de arbeidsmarktparticipatie van bepaalde bevolkingsgroepen. Daaraan tegemoetkomen is een belangrijk element in het streven om de werkzaamheidsgraad tot minstens 80% op te trekken. Daarom roepen wij de Vlaamse regering op hier extra op in te zetten en om de mogelijkheden die er vandaag al zijn, beter en breder bekend te maken. Wij roepen de bevoegde ministers dan ook op om hierover een dialoog op te starten met de werkgevers. Daarnaast is het van kapitaal belang om de beschikbare opvangplaatsen, in eerste plaats toe te kennen aan kinderen van ouders die effectief aan het werk zijn. Tariefvoordelen kunnen helpen om de kloof naar werk te overbruggen, maar moeten toegekend worden op basis van de mate van activiteit op de arbeidsmarkt en niet louter op basis van inkomen, want dan kunnen ze net remmend werken. Dit zien wij echt als een van de hefbomen in een efficiënt activeringsbeleid, broodnodig voor onze economie.”