- Sint-Truiden en Lummen schrappen drijfkrachtbelasting
Nog 8 lokale besturen houden vast aan de archaïsche motorenbelasting
- Maasmechelen laat personenbelasting 0,1% zakken, maar vervangt wel drijfkrachtbelasting door een zwaardere oppervlaktebelasting voor bedrijven
- Negatieve tendens: al 9 lokale besturen belasten bedrijven via bedrijfsoppervlakte dubbel op hun huisvesting
- Opvallende trend: 18 gemeentes belasten op masten/pylonen
Sint-Truiden en Lummen schrappen de archaïsche belasting op drijfkracht van motoren. Zo blijkt uit de analyse van de lokale belastingtarieven voor 2022 door VKW Limburg en de Contactgroep Limburgse Industrieregio’s (CLI). Sint-Truiden en Lummen geven daarmee gehoor aan de jarenlange roep van bedrijven en werkgeversorganisaties om af te stappen van de archaïsche drijfkrachtbelasting. Ze doen dit in beide gemeentes in de vorm van een volledige schrapping. Twee beslissingen die we ten zeerste appreciëren. Desondanks blijven nog altijd 8 Limburgse lokale besturen hardleers.
Maasmechelen volgt het slechte voorbeeld van Beringen in 2021 en Genk in 2020. De drijfkrachtbelasting wordt er – samen met enkele kleinere belastingreglementen – vervangen door een nieuwe belasting op basis van de oppervlakte van vestigingen van een onderneming. Dit nieuwe reglement zal daarenboven ook nog eens een grotere som innen dan de geschrapte belastingen. Weliswaar heeft Maasmechelen – na overleg met de werkgeversorganisaties – beloofd om de meeropbrengst hiervan integraal te laten terugvloeien naar de lokale bedrijven. In welke vorm ze dat zullen doen, moet nog afgestemd worden na nieuw overleg met de werkgeversorganisaties in de loop van 2022.
Kwalijke tendens: Maasmechelen wordt zo al de negende gemeente waar bedrijven via een oppervlaktebelasting dubbel belast worden op hun huisvesting: enerzijds via de opcentiemen op de onroerende voorheffing en anderzijds nog eens op basis van de bebouwde en/of onbebouwde oppervlakte ervan. Beringen, Bilzen, Genk, Ham, Houthalen-Helchteren, Lanaken, Maaseik en Pelt vervolledigen het illustere rijtje.
Naast de belastingen op bedrijfsoppervlakte is ook de invoer van een belasting op pylonen een kwalijke trend. Liefst 18 lokale besturen innen intussen een belasting op dragende verticale constructies, pylonen en masten. Met bedragen tussen 1750 euro en 5000 euro per mast richten zij zo het vizier op o.a. de telecomoperatoren. Een belastingtrend waarvan kan gevreesd worden dat die uiteindelijk zal worden doorgerekend aan de bedrijven en consumenten.
Opvallend: De Limburgse lokale besturen houden in 2022 allemaal vast aan hun tarieven van de opcentiemen op de onroerende voorheffing. Wat betreft de aanvullende personenbelasting is er enkel een kleine aanpassing in Maasmechelen, met een verlaging van 0,1%.
Aan de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV) werd nergens gesleuteld. Maasmechelen past wel als enige gemeente de aanvullende personenbelasting (APB) aan, met een verlaging van 0,1%. Het gemiddelde van de OOV in Limburg ligt net als vorig jaar afgerond op 886 en blijft daarmee net onder het Vlaams gemiddelde van 896 (cijfer 2021). Het gemiddelde van de APB bedraagt op 7,49%. Daarmee tornt Limburg wel ruim boven Vlaanderen uit, met in 2021 een gemiddeld Vlaams tarief van 7,19%.
Vanuit VKW Limburg stellen we al jaren de belasting drijfkracht op motoren aan de kaak. Niet alleen is de belasting archaïsch en schrikt het potentiële nieuwe productiebedrijven af, de inning ervan vergt heel wat administratieve rompslomp. Sint-Truiden en Lummen geven gehoor aan deze oproep en schrappen de motorenbelasting vanaf 2022. Toch blijven er nog steeds 8 Limburgse lokale besturen aan de motorenbelasting vasthouden. Bij de eeuwwisseling waren dat nog meer dan 30, dus we zien wel een goede – maar trage – vooruitgang. Heusden-Zolder spant de – negatieve – kroon met het hoogste tarief (€31,25/kW).
Helaas zijn er ook lokale besturen die een nieuwe – vaak zwaardere – belasting invoeren wanneer ze overgaan tot schrapping van de drijfkrachtbelasting. Zo ook Maasmechelen in 2022. Zij volgen het slechte voorbeeld van Beringen in 2021 en schuiven de ondernemers een nieuwe oppervlaktebelasting onder de neus. Die oppervlaktebelasting in Maasmechelen zal ook een groter bedrag innen dan de oorspronkelijk geschrapte reglementen. Weliswaar beloven ze – na overleg met de werkgeversorganisaties – om de meeropbrengst hiervan integraal te laten terugvloeien naar de lokale bedrijven. Hoe ze dat juist willen doen, zal pas in de loop van 2022 – na nieuw overleg – duidelijk worden.
Naast de oppervlaktebelasting zien heel wat gemeentes nog heil in andere manieren om extra middelen te halen bij de bedrijven. Pylonen en zendmasten springen daarbij meer en meer in het vizier van de gemeentebesturen. Liefst 18 Limburgse gemeentes hebben al een belastingreglement in voege waarbij jaarlijkse heffingen van 1750 tot 5000 euro per mast/pyloon geïnd worden. Een extra potje voor de lokale besturen waarbij vooral telecomoperatoren geviseerd worden. Men kan er echter voor gaan vrezen dat dit alles op termijn nefast dreigt te zijn voor de telecomfactuur van onze bedrijven en consumenten. Het behoeft echter geen uitleg dat deze extra kost uiteindelijk terechtkomt in de telecomfactuur van onze bedrijven en consumenten. Nu al liggen de tarieven om te bellen, surfen en tv-kijken in België een stuk hoger dan bijna overal elders in Europa.
Ruben Lemmens, gedelegeerd bestuurder van VKW Limburg: “In 2022 zijn er opnieuw 3 Limburgse gemeenten die hun motoren- of drijfkrachtbelasting afschaffen. Dat is bijzonder positief. Toch blijven er van de aanvankelijk 30 nog altijd 8 gemeenten over die hardleers zijn. We roepen hen op om het voorbeeld van Lummen en Sint-Truiden te volgen, deze archaïsche en bovendien administratief kostelijke belasting af te schaffen en Limburg in 2023 eindelijk motorenbelastingvrij te maken! Lummen en Sint-Truiden bewijzen, in tegenstelling tot Maasmechelen, dat dit perfect kan zonder de lokale bedrijven met andere nieuwe belastingen op te zadelen. Wel verontrustend is de toename van gemeenten met extra oppervlaktebelastingen. Ze belasten bedrijven, naast de opcentiemen op de onroerende voorheffing, immers nog eens dubbel voor hun bedrijfshuisvesting. Bedrijven die lokaal zorgen voor tewerkstelling en welvaart verdienen beter dan als handige melkkoe aanzien te worden om budgettaire tekorten toe te fietsen. Gemeenten moeten zo nodig in eigen boezem kijken en zelf de broeksriem aantrekken.”
Gelukkig zijn er ook lokale besturen die bedrijven extra ademruimte geven in de vorm van stimulansen. Zo hanteren o.a. Lanaken, Genk, Maasmechelen en Heers al premies of vrijstellingen op bedrijfsbelastingen voor nieuwe bedrijven en starters in de eerste jaren. Ook milieubewuste initiatieven – zoals een energiescan of het plaatsen van zonnepaneleninstallaties – worden vanuit meerdere gemeentes fiscaal gestimuleerd.
Tot slot werd er in 2021 vanuit vele lokale besturen ook nog rekening gehouden met de coronapandemie om bepaalde sectoren een vrijstelling te geven op belastingen, als compensatie voor hun inkomstenverlies.
Ruben Grauls, coördinator ondernemingsclubs VKW Limburg: “We merken uit onze analyse alvast een goede start door geen verhogingen door te voeren in de tarieven van de gemeentebelastingen. Maar het invoeren van nieuwe belastingen en deze factuur doorschuiven naar de lokale ondernemers, is iets wat onze bedrijven na 2 woelige jaren kunnen missen als kiespijn. Bedrijven staan in voor de welvaart en werkgelegenheid in onze provincie en dienen gesteund te worden om ook de komende jaren nog te kunnen blijven ondernemen en investeren in Limburg.
We juichen het toe dat gemeentes als Sint-Truiden en Lummen de drijfkrachtbelasting schrappen, zonder daar een vervangende heffing tegenover te zetten die de bedrijven vaak nog zwaarder belast. Sommige van onze bedrijven hebben het water aan de lippen staan. Hun prioriteit is om in 2022 de reserves terug op te bouwen om hun werkgelegenheid en investeringen te verzekeren. Extra belastingen kunnen ze daarbij ten zeerste missen.